De gebruiksaanwijzing voor elektrochemische sensoren

De sensor bestaat uit drie elektroden: de werkende elektrode, de tegenelktrode, de hulpelktrode. De referentie-elektrode, die fungeert als een stabiel potentiaalpunt, is verbonden met de werkende elektrode, waardoor een relatief nauwkeurige meting van het potentiaal en de veranderingen daarvan op de werkende elektrode mogelijk is.

Elektrochemische sensoren zijn in de eerste plaats ontworpen voor single-gasmetingen, wat betekent dat de concentratie van één doelgas binnen één omgeving wordt bepaald (dat wil zeggen waar slechts één gas aanwezig is).

De kalibratiemethode voor single-gasmetingen bestaat eruit de sensor te kalibreren met behulp van de standaardgasconcentratie van het gemeten doelgas.

Voorzorgsmaatregelen bij het detecteren van verschillende gassen .Er kunnen negatieve uitkomsten ontstaan door de invloed van gemeten gassen met hoge concentratie. Wanneer een gas met hoge concentratie of onder druk direct op de luchtinlaat wordt gericht, kan het gas in grote mate doordringen in het interieur van de sensor. Als gevolg hiervan reageert de werk-elektrode mogelijk niet binnen een korte tijdspanne met al het gas, of kan het gas door de druk de referentie-elektrode binnendringen, waardoor het signaal van positief naar negatief verschuift. Indien de concentratie boven de maximale continue belastingscapaciteit komt en het gas gedurende een langere periode wordt toegevoerd, is een herstelperiode van ten minste 10 uur noodzakelijk voordat een tweede normale meting kan worden uitgevoerd.

5. Voor standaard gasbeproeving of -kalibratie is een stroomsnelheid van 300 ml/min en maximaal 3 minuten continue ventilatie vereist. Vermijd tijdens het kalibreren om de gasstroom rechtstreeks op de luchtinlaat te richten; gebruik in plaats daarvan de zijwaartse luchtinlaat onder een hoek van 90 graden ten opzichte van de hoofdluchtinlaat, zodat de sensor in diffusietoestand kan werken en directe stromingsimpact wordt vermeden.